Inleiding
Goede morgen allemaal op deze dinsdag 22 juli 2025. Ik had wat internetleed, vandaar dat ik op een wat later tijdstip de ‘kennisparel’ van vandaag stuur. Ik begin dit keer met een vrolijk liedje om de zomer te vieren: https://www.youtube.com/watch?v=227xIbb6qNw&list=RD227xIbb6qNw&start_radio=1 Ik was in 1971 twaalf jaar oud toen ik deze singel kocht. Maar nu naar de dag van vandaag. Vandaag een ‘kennisparel’ over een onderwerp waar in de beleidsvoorbereiding naar mijn mening te weinig gebruik van wordt gemaakt: Het perspectief van de dader. In bijgesloten ‘kennisparel’ beschrijven de auteurs de ervaringen met het interviewen van 24 actieve leden van de Nederlandse Hells Angels MC .
Een mogelijke reden voor de soms beperkte effectiviteit van de huidige beleidsaanpak van (georganiseerde) misdaad is dat de verschillende preventieve en repressieve maatregelen niet of nauwelijks aansluiten bij de denk- en leefwereld van (potentiële) daders zelf. Zo zijn begrippen als afschrikking, bestraffing, beloning, schuld, schaamte, perceptie van pakkans en gedragsverandering vooral gebaseerd op de waarden en normen van mensen die de wet “respecteren”. Ze zijn bedacht achter de bureaus op ministeries en andere organisaties. Het is echter een feit dat deze waarden niet als zodanig worden aangehangen door daders zelf. Het lijkt daarom logisch dat sociale controle maatregelen, criminaliteitspreventieprojecten, dadergerichte preventie en repressief beleid moeten passen in de denk- en leefwereld en (sub)cultuur van de (potentiële) daders of doelgroep zelf.
Een benaderingswijze vanuit de denk- en leefwereld van de dader zelf zou een vertrekpunt kunnen vormen om tot alternatief beleid te komen bij de aanpak van criminaliteit, zowel waar het vermogens- geweld- en georganiseerde misdaad betreft. Het verklaren van de oorzaken van criminaliteit is dan van minder belang dan de studie van de actieve daders zelf. Het is dan ook van meer belang om in kaart te brengen hoe criminaliteit wordt gepleegd, dan de vraag waarom deze wordt gepleegd. Een benadering die mede gebaseerd is op het ‘daderperspectief’ biedt dan de mogelijk om tot andere beleidskeuzen te komen. Dat betekent dat het beleid gebruik kan maken van het perspectief van ‘think criminal’ of ’think thief’ . Een vergelijking met het bedrijfsleven doemt dan op. Softwareproducenten denken en acteren al jaren zo. Binnen deze sector werken tientallen mensen die niets anders doen dan proberen software te kraken. Ze kruipen als het ware in de huid van de (potentiële) dader. Deze innovatieve manier van werken past helemaal binnen het dader specifieke denken.
De komende jaren kan bijvoorbeeld geëxperimenteerd worden met zogenaamde Think Thief Teams. De samenstelling van dergelijke teams bestaat uit ingesloten en actieve daders, industriële ontwerpers van diensten en goederen, wetenschappers, praktijkmensen, en beleidsmensen. Net als binnen de software-industrie wordt door deze teams ingeschat waar sterke en zwakke plekken zitten in de beveiliging van goederen en diensten en wet- en regelgeving. Tevens kan getoetst worden of beleidsmaatregelen vanuit de optiek van de dader als effectief worden beoordeeld. Een dergelijke innovatie is tot op heden nog niet praktisch uitgevoerd. Kortom, een pleidooi om meer van daders te leren bij het formuleren van justitiebeleid. Bijgesloten treffen jullie een recent overzicht aan van wat de criminologie ons heeft te vertellen over die denk- en leefwereld van (actieve) daders binnen Nederlandse Hells Angels MC.
Bron
Ruitenburg, Teun van, Sjoukje van Deuren & Robby Roks (juli 2025). In gesprek met Hells Angels MC: Overwegingen, uitdagingen en lessen. Tijdschrift voor Criminologie, vol. 67, no. 1, juli, pp. 17-37. https://www.boomportaal.nl/tijdschrift/TvC/TvC_0165-182X_2025_067_001_002#20
Summary
In criminology, research is often conducted on a population that is, in principle, not publicly known and is perceived as unwilling to be recognized or studied. As a result, scientific research on target groups of crime control policy is frequently based on interviews with professionals or on information derived from police systems.
In criminological research on members of outlaw biker clubs, reliance has thus far primarily been on registry data and interviews with, for instance, police officers. In this contribution, we describe our experiences conducting interviews with 24 members of the Dutch Hells Angels MC, as well as the considerations made throughout the research process. We do so by distinguishing three phases: prior to, during, and following the interviews. The article concludes with the key challenges and lessons for future research on respondents who are generally difficult to access.
A range of perceptions exists regarding the club and outlaw biker clubs more generally. They are often portrayed as men who place themselves above and outside the law, allegedly involved in organized forms of crime. A report by the National Police’s National Intelligence Service (DLIO) described the world of outlaw biker clubs as “closed and difficult to penetrate.” This image is also reflected in the academic study of the phenomenon in the Netherlands. Existing research has largely relied on interviews with prosecutors and municipal officials, analyses of police-registered characteristics of individuals identified as members of Dutch outlaw biker clubs, criminal case files brought against such members, and journalistic accounts of outlaw biker clubs.
Recently, Australian researchers conducted interviews with 39 former members of various Australian outlaw biker clubs. These studies demonstrate that engaging with individuals who have actually been part of a “closed and difficult to penetrate world” provides significant added value when combined with more readily available official data sources—particularly because such interviews offer close-up insights into the meaning of the (sub)culture and the ways in which individuals become involved in a criminal phenomenon or group.
The authors specifically reflect on our experiences across three phases of the research—prior to, during, and after the interviews with members of the Hells Angels. Particular attention is given to the practical and ethical challenges, questions, choices, risks, considerations, and uncertainties that arose throughout the research process.
The aim of this article is threefold. First, the authors seek to make visible aspects of the research process that usually receive little attention in academic publications and are often relegated to footnotes or methodological appendices. Second, they hope that this openness will provide other researchers with concrete guidance, while also contributing to broader ethical debates on conducting research in proximity to populations that are generally difficult to access. Finally, they aspire for their contribution to inspire further studies conducted in closer proximity to the groups and phenomena that criminologists typically examine from a distance. The article concludes with a reflection on the key challenges and lessons drawn from our research experiences.
Afsluitend
Daders reageren op interventies en maatregelen en passen zich aan, er is sprake van een crimineel adaptievermogen. Naast een beschrijving van criminaliteitsfenomenen is het voor een effectieve aanpak van (georganiseerde) criminaliteit noodzakelijk om inzicht te verkrijgen hoe daders zich aanpassen en reageren op preventieve en repressieve maatregelen. De criminaliteitsmarkt is niet statisch te noemen, hoewel een aantal ‘’klassieke’’ (georganiseerde) criminaliteitsfenomenen een blijvend bestaansrecht hebben. De vraag blijft dus: wat kunnen wij leren van daders? Meer aandacht in beleid, praktijk en onderzoek naar deze vraag kan mogelijkerwijs nieuwe inzichten bieden om meer effectief criminaliteitsbeleid te voeren.
